Soldaat René Auguste Van Poucke.

Geboren te Gentbrugge op 25.07.1913.

René word op 30 mei 1934 opgeroepen om zijn legerdienst te doen bij het 2de linie, gekazerneerd te Gent ( Leopoldkazerne ).

Zijn stamboeknummer word  102 88199 en hij word ingedeeld bij de 8ste Compagnie  Mitrailleurs.

Als Luitenant Van Der Vecken en sergeant Van Den Broucke de militaire wetten voorlezen, blijft de woorden “Dood met de kogel” nazinderen in hun hoofd.

De 8ste compagnie van het 2de linie in 1934.


Ze brengen hun opleiding door in de Leopoldskazerne te Gent maar voor de sport en het schieten moeten ze zich verplaatsen naar Het Kwartier De Sterre. Op de Sterre was een schietstand voorzien waar ze op 100m konden leren schieten met het Maxim machinegeweer, de karabijn model 1889 en de GP 9mm model 1934.

Een sectie voor de bediening van  een Maxim machine bestond uit 7 man per stuk. Je had een sergeant, een korporaal, een schutter, een waterdrager want de loop werd gekoeld door water, munitiedragers en het affuit moest ook versleept worden.


Leopoldskazerne 1934.

(Van L naar R)

Pol Thomas – René Van Poucke  en Albert Gilain.

Op het terrein was er onder ander ook een hindernispiste voorzien waar diegene die het parcours in de vlugste tijd wist af te werken een dag extra verlof kreeg. René wist deze extra dag verlof meer dan eens te winnen. Ook als er een loopwedstrijd werd georganiseerd “ Om het eerst rond den draad van de kazerne” (De Krijgslaan, de Galglaan, via De Pintelaan naar de Kortrijkse steenweg) wist hij deze extra dag verlof wel eens in de wacht te slepen.

Maar met de “piste obstacle”liep het niet altijd goed af. Zijn beste maat, Pol Thomas was nogal een struise jongen, ne guitige kadee, en toen ze uit de kuil moesten zien te kruipen door elkaar te helpen (teamwork) gebeurde het nogal eens dat één van hen beiden in een slappe lach schoot en geen van de twee nog uit de kuil geraakte. En  In plaats van een extra dag verlof werden ze door de sergeant van dienst getrakteerd op extra corvee.

Na de diensttijd van 8 maanden volgde een wederoproeping te Beverlo (Leopoldsburg)



Kamp van Beverlo 1936.

1-Pol Thomas

2- Albert VanRenterghem .

3-René Van Poucke .


Uiteraard mocht de foto van de fiere soldaat voor thuis niet ontbreken. Gezamenlijk trokken ze naar een fotograaf te Leopoldsburg die gespecialiseerd was in het maken van soldaten foto’s. Binnen de kortste keren werd je in een parade-uniform gestoken zodat ze thuis de indruk kregen dat hun soldaat misschien wel kolonel was…

Na het bezoek aan de fotograaf werd je gewoon weer piot zoals zoveel anderen. De foto’s werden verkocht in een pakketje waar onder ander een paar postkaartformaten tussen zaten om op te sturen naar thuis of naar het lief.


In 1938 begon het serieus te rommelen in het westen. Bij de eerste mobilisatie moest René zich aanmelden in de kazerne te Sint Denijs. Deze wederoproeping duurde slechts 8 dagen. Gelukkig, want René was toen pas getrouwd en werkte reeds als zelfstandige kleermaker. Hij kon zijn tijd thuis beter gebruiken dan soldaatje te spelen.

Kort daarop, in mei 1940 volgde een tweede mobilisatie en deze keer was het menens.

Mobilistie 1939.

1-Robert Van Overtveldt.

2-Julia Van Poucke.

3-René Van Poucke .

4-Maria Vander Spiegel.

5-André Van De Walle.


Wegens ontdubbelen van het 2de Linieregiment werd René ingedeeld bij het 22ste Linieregiment, onderdeel van de 12de Infanteriedivisie, met Kolonel A. Pletinckx als bevelvoerder. René maakte deel uit van het 2de  bataljon onder Majoor E. Louis, 8ste Compagnie Mitrailleurs onder Cdt A. Van De Putte.

Binnen de kortste keren werd het 22ste linie toegevoegd aan de Versterkte Positie Antwerpen.

René en zijn ploeg moesten plaats nemen in een bunker gelegen aan de antitankgracht te Sint-Job-in-‘t-Goor, juist naast het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten.

Ze logeerden in houten barakken die in de tuin stonden van het Kasteel van ’s Gravenwezel. Dagen van verveling en onzekerheid.

Tijdens hun kort verblijf te ’s Gravenwezel werd de compagnie samengeroepen in de tuin van het Kasteel van ’s Gravenwezel. De echtgenote van Kolonel Pletinckx en nog een dame van een hoger officier waren op bezoek en brachten voor iedere soldaat een zakje met een paar koeken mee. Voor iedereen jongen een welgekomen aangename verrassing was.


Lt Van Severen (links), Cdt Van de Putte (midden)  te 's Gravenwezel tijdens de uitdeling van de koekjes. (foto AMSAB).

De volledige 8ste comp. van het 22ste linie te ’s Gravenwezel na de uitdeling van de koekjes, sommige piotten hebben de zakjes nog in de handen.

René Van poucke staat juist boven Cdt Van de Putte.


In de avond van 17 mei kregen ze de  opdracht hun stellingen te verlaten en keerden ze terug richting Wommelgem, Borsbeek, Hemiksem.

In Temse, aan de Schelde, werd reeds geschoten maar ze zetten de terugtocht verder via Lochristie richting Gent.

In Gent aangekomen mocht René de Compagnie verlaten om thuis te Gentbrugge nog afscheid te nemen van zijn echtgenote. ’s Anderendaags haalde hij zijn vriend op, Renaat De Clercq, die in de Bloemstraat woonde. Zijn moeder neemt heel emotioneel afscheid van hem, en beweert dat ze hem nooit meer levend zal terug zien…en inderdaad.

Het Regiment verzamelde tussen Ursel, Zomergen en Oostwinkel om veldversterkingen aan te leggen op de oevers van het Afleidingkanaal, maar heel wat van René’s zijn collega’s soldaten stuurden hun kat en ontbraken op het appel.

Belgische loopgraven op de sturten van Oostwinkel – Stoktevijver.

De Duitse opmars is niet te stuiten. Luitenant De Bruyn Arnold ( afkomstig uit St-Amandsberg) was een van de eerste die René zag sneuvelen, getroffen door een granaatschelf waarschijnlijk afkomstig van eigen artillerie die in den beginne tekort schoot. De man werd hevig bloedend afgevoerd en stierf op 26.05.1940 te Beernem aan zijn verwondingen.

Ondertussen werd duchtig heen en weer geschoten.

Onze Commandant Van De Putte zag het niet meer zitten en liet de compagnie in de steek; hij was van oordeel dat zijn echtgenote en dochter hem beter konden gebruiken.

In de buurt van René sneuvelden Adhemar De Waele, 1ste Sergeant Majoor Urbain Lahousse en Domien Vervaet.

De Waele Adhemar.

Geboren te Lovendegem op 05.06.1913. Gesneuveld te Oostwinkel op 26.05.1940.

Soldaat 22ste linie.

 

Lahousse Urbain.

Geboren te Poperingen op 28.05.1908. Gesneuveld te Oostwinkel 26.05.1940.

1ste Sergeant-Majoor 22ste Linie.

De vijand bleek onzichtbaar, de groep van René zat verscholen in een schuttersput aan de rand van een korenveld dicht in de buurt van een boerderij vlak aan het kanaal.

Op 25 mei in de vooravond zat hij nog alleen in zijn schuttersput samen met Renaat De Clercq. Hij was de man die voor de munitieaanvoer moest zorgen. Plots hoorden ze een fluitend geluid door het koren. Renaat zakte naast René in elkaar, getroffen door een kogel in de linkerzijde van de buik.

Eenmaal bekomen van zijn verbazing, roept René om hulp bij de ambulanciers die Renaat meenamen. René was woest van kolère en schoot de band van zijn machinegeweer leeg in de richting van waar ook maar een Duitser zou zitten. Of een van zijn  kogels ooit een Fritz naar pierenland heeft gezonden weet hij niet.

Renaat De Clercq word afgevoerd naar de abdij Zevenkerke te Brugge waar hij op 31.05.1940 overlijdt aan zijn verwondingen.

Renaat De Clercq zijn laatste rusplaats aan de abdij van Zevenkerken, Sint Andries, Brugge.

Na een tijdje verlaat René zijn schuttersput en ging schuilen in de kelder van het boerderijtje een paar meter verder. Het huisje zou toebehoord hebben aan “boer Smul”???

’s Anderendaags op 26 mei 1940 schoot men het dak van de boerderij in brand en waren ze verplicht de kelder te verlaten. Bij het openen van de kelderdeur werden ze opgewacht door een struise kerel in Feldgrau uniform en met een pistool in de hand. Zijn bewegingen waar heel duidelijk en hoefden geen verdere uitleg. Het eerste wat René moest afgeven was zijnGP pistool die de Duitser als zijn persoonlijk trofee beschouwde. Op het erf lag een grote rode vlag met in het midden een hakenkruis. René werd bij andere Belgische krijgsgevangen gebracht en gezamenlijk moesten ze zich  begeven naar een plek waar twee vloten klaar lagen.

De krijgsgevangenen moesten  plaats nemen op het ene vlot en via een kabel naar de overkant trekken. Meteen trokken de Duitsers op het andere vlot naar de andere zijde. “De vetzakjes schieten ons er niet alleen van tussen maar laten ons nog werken voor hen ook” fluisterde René tegen een andere gevangenen.


Enerzijds waren ze tevreden dat ze “het schieten” overleefd hadden maar wat zou nu volgen?

Alle Belgische krijgsgevangen werden samen gebracht op een verzamelplaats vanwaar we te voet naar Walsoorden trokken (Nl).

Op 30 mei 1940 moest René aan boord gaan op een van de 4 rijnaken die klaar lagen om hen naar Duitsland te brengen. De rijnaken hadden voordien gediend om kolen te vervoeren zodat ze binnen de kortste keren allen onder het kolenstof zaten. Om naar het toilet te gaan moesten de gevangenen toelating vragen aan de bewakers om op dek te komen waar ze hun behoefte in zee konden deponeren. Van zwarte pieten gesproken…



Een van de vier rijnaken, de Rhenus 127 liep op een Duitse magneetmijn en zonk bijna onmiddellijk.

Heel wat jonge mensen zijn hier verdronken. Aan boord in het ruim van de rijnaken hoorde René en zijn lotgenoten de enorme knal, hun boot daverde, maar zij wisten niet wat er precies gebeurd was.

Uiteindelijk mochten ze van boord in Emmerich waar ze in beestenwagons gestopt werden richting Meppen. Het eten was intussen opgeraakt en de honger liet zich dapper voelen. In Meppen moesten de krijgsgevangenen dagelijks in de rij staan om het kleine rantsoen brood en soep in ontvangst te nemen. Menig grote eter ging door de knieën.

(Vermoedelijk moet René Vanpoucke in Lager XIV Bathorn of Stalag VI B Versen terecht gekomen zijn. Rond Meppen waren verschillende kampen gebouwd waar veel krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten werden opgesloten. Veel is er niet meer van terug te vinden, maar Pieter Albers heeft een boek geschreven “GEVANGEN IN HET VEEN – De geschiedenis van de Emslandkampen – uitgeverij NOORDBOEK ISBN 978 90 330 0541 1 waar toch de verschillende kampen worden opgenoemd en beschreven).

Kriegsgevangene René Van Poucke, nr.3618.

Op een zekere morgen, tijdens het appel, moesten de kleermakers en schoenmakers uit de rij treden.

René had eigenlijk geen zin om zijn makkers te verlaten want wat was de bedoeling hiervan?

Toen een collega iets te traag uit de rij kwam volgens de heren, om zich aan te geven en René zag hoe men met “dienstweigeraars” te werk ging, kwam hij vlug uit de rij te voorschijn. René trok zijn broek omhoog alsof hij juist van het toilet kwam.

Ze waren met 4 soldaten, 2 kleermakers en twee schoenmakers die naar het station van Meppen gebracht werden. De treinreis was een aangename afwisseling tegen het saaie kampleven in Meppen. Temeer daar ze met een burgertrein reisden onder begeleiding van enkele oudere Duitse soldaten. Regelmatig stopte de trein aan een station  waar een van de begeleiders bij het Rode Kruis eten ging halen voor de gevangenen. Hoe lang de reis precies geduurd heeft weet René niet meer. Uiteindelijk kwamen ze aan te Eichstätt (12 juni 1940) waar ze overgebracht werden naar de Jägerkazerne Oflag VII/B.

De nieuwelingen werden er bijzonder hartelijk verwelkomt door 450 Belgische beroepsofficieren, 30 aalmoezeniers, 30 beroepsonderofficieren en 20 soldaten, zeker toen ze zagen dat het ransel van de juist aangekomenen vol etenswaren zat.

Onwetend over de toestand in Eichstätt deelde ze hun voorraad uit maar dan merkten ze vlug dat de vriendelijke ontvangst fel verminderde.

De officieren sliepen in de hoger gelegen stenen gebouwen terwijl de soldaten en onderofficieren werden ondergebracht in het lager gelegen gebouw en barak.

De berakken in Eichstätt genomen uit een venster van hoger- gelegen gebouw – officieren kamer.

De soldaten werden ter beschikking gesteld van de officieren. René en nog drie anderen moesten dagelijks uniformen herstellen. Ze waren met 2 Vlamingen en 2 Walen maar aangezien hij was opgegroeid in Ronse was René tweetalig. Zijn Vlaamse collega kwam uit Antwerpen en wist zich eveneens goed uit de slag te trekken in het Frans. Zij als Vlamingen konden ook iets wat converseren met de Duisters…een voordeel.

Iedere morgen werd er een appel gehouden met naamafroeping door een Belgisch officier in bijzijn van een Duitse overste. Daarna werd het eten uitgedeeld. 1/4 van een klein brood plus twee suikerklontjes. De officieren mochten of moesten niet werken. Voor de aankomst van de Belgische officieren hadden in Eichstätt Polen gezeten. Die kerels hadden heel wat uniformen achter gelaten (of moeten achterlaten).  Uit de kapotjassen maakte René petjes, pantoffels ed.

De Belgische officieren ontvingen Lagermarken en voor bewezen diensten werd René “betaald” met deze lagermarken.


Dit eenvoudige tekeningetje is op 28 juli 1940 gemaakt door een vriend van René Van Poucke in het kamp.

Zijn naam is Rudner.

Rudner was van Joodse afkomst en werd opgehaald door de SS. René heeft Rudner nooit meer weergezien

De toiletten in Oflag VII/B werden gekuist door mensen met een ster op hun vest. Men zei : “Het zijn joden.” Toen wisten ze al dat er iets mis was met die mensen, maar dat het zo erg ging zijn ???

Onvoorstelbaar !


Met dank aan Daniël Van Poucke voor het verhaal en foto's van zijn vader.

Zo was er o.a. een officier aanwezig die een doos bij had met daarin klaar versneden stukken voor een ruiteruniform (cavalerie) De man had het niet voor elkaar gekregen om voor de oorlog nog het kostuum te laten maken. René naaide alles netjes bij elkaar, wel lichtjes aangepast aan zijn ondertussen iets slanker lichaam. Dit bracht hem enkele marken op die hij kon verzilveren in “het kampwinkelje”. Wat kon je daar kopen? Duitse wijn, postkaarten die je niet mocht versturen en sla.

Als soldaat mocht René dit heiligdom niet betreden maar er was altijd wel iemand te vinden om hem te helpen.

Het middageten bestond uit een flauw waterig soepje met 2 a 3 aardappelen in de schil, soms was er wat kaas bij.    s’ Avonds na het appel kregen ze ook wel iets te eten maar in ieder geval veel te weinig.

’s Nachts op hun strobritsen, droomden de gevangenen van thuis en van lekker veel eten, terwijl de muizen over hun heen feest vierden.

Aangezien het eten aan de magere kant was vielen de dikste onder hen snel af. Bijgevolg had René dagelijks werk om broeken en vesten aan te passen.

Iedere zondag werd in de kapel een H. Mis opgedragen en soms gebeurde het wel eens dat een bewaker een stuk brood over de afsluiting wierp. De behandeling in Oflag VII/B was er niet onmenselijk slecht, de bewakers lieten de krijgsgevangenen met gerust, maar de voortdurende honger was niet plezant.

Op het kamertje waar de kleermakers moesten werken kwam regelmatig een Duitse officier een praatje maken om Frans te leren. De Vlamingen konden zich verstaanbaar maken in het Duits en ook sommige in het Frans wat de overste zeer wist te waarderen.

Op een avond na het werk zat René met een Belgische onderofficier te praten over koetjes en kalfjes…over wat praat je zoal ? Toen René hem vroeg waar hij woonde, noemde hij dezelfde gemeente op waar René woonde. Toen René vroeg in welke straat…noemde hij dezelfde straat op waar René  woonde. Uiteindelijk bleek hij de overbuur te zijn die er komen wonen was gedurende de mobilisatie. Zijn nieuwe buurman, Adjudant Vercruyse, werkte in de keuken en werd de beste vriend van René, Waarom begrijp je wel.

Iedere avond bracht hij een extraatje mee uit de keuken die René deelde met zijn maat Gaston. Na de oorlog zijn die twee steeds in contact gebleven met elkaar. Het is trouwens Adjt Vercruyse die René de foto bezorgd heeft van Oflag VII/B – hierboven afgebeeld.

Op een dag werd René samen met enkele makkers opgeroepen om in het station van Eichstätt een spoorwegwagon geladen met steenkool te helpen lossen. Na afloop van de zware dagtaak werden ze door hun begeleiders terug gebracht naar het kamp. Plots moesten ze halt houden, want een van de begeleiders, een oudere soldaat, ging de bakkerswinkel binnen en kocht voor de gevangenen een paar koeken die ze onmiddellijk moesten opeten. Daar hadden ze geen probleem, want ze waren gewoon uitgehongerd. Maar kom…toch een mooie daad.

Met de lagermarken kochten we ook rookgerei van Poolse afkomst. Het waren sigaretten met donkere zware tabak die gezien de fysische toestand van de gevangenen niet konden oproken. Daar moesten ze iets op vinden !

Ze trokken gras af die ze te drogen legden. Daarna mengden ze het droog gras met de tabak van 1 sigaret en lieten die samen weken in water. Na enkele dagen had het gras en de tabak dezelfde kleur zodoende dat ze van 1 sigaret, 20 andere konden maken. De smaak was afschuwelijk maar het rookte.

21 juli, de Belgische Nationale dag mocht van de Duisters gevierd worden. Er stond een voetbalwedstrijd op het programma en een boksmatch. Beide sportevenementen waren van zeer korte duur want na 15 minuten spel ging iedereen door de knieën van flauwte.

Op 28 augustus kwam het eerste goede nieuws voor de gevangenen. Alle reserveofficieren en alle Vlaamse soldaten werden vrij gelaten worden…ze zouden naar huis mogen !

Door zijn werk in het kamp had René zo ongeveer 500 lagermarken opgespaard die hij mocht behouden.

Alle persoonlijk bezittingen die hem bij aankomst in het kamp waren afgenomen kreeg hij terug.

Kort voor de afscheid van zijn makkers in Eichstätt had hij zijn kapotjas volgenaaid met brieven om thuis in België af te geven aan echtgenotes die niet eens wisten waar hun echtgenoot naar toe was.

(René zelf had wel een klein briefje mogen opsturen naar huis, maar hij was al lang thuis voor het briefje eraan kwam.) Stom van René, want hadden ze hem moeten betrappen…Dachau ligt slechts een paar kilometers van Eichstätt af.

Voor ze uit het kamp vertrokken hield de Kamp Overste von Poschinger een afscheidsrede. Hij wenste ons goede reis en een behouden thuiskomst.

In het station van Eichstätt werden de krijgsgevangenen op een passagierstrein geladen en het Rode Kruis voorzag hen van eten voor onderweg. De treinreis verliep vlot met als eindstop Antwerpen. Het geluk om terug thuis te zijn kan René niet beschrijven. De oorlog was in de verste verte nog niet gedaan maar zijn uniform heeft hij in stukken van elkaar gescheurd… hij had er genoeg van.